Goed dat we de dag ervoor de verbinding naar de haven hebben verkend. Vandaag stapten we pront van hotel naar tramhalte en stapten we tram 5 in alsof we al jaren Hiroshimis zijn.
Er gaan twee soorten boot naar Matsuyama, de snelle superjet en de gewone ferry. De superjet gaat ons te snel, we vinden het wel lekker om tweeenhalf uur te varen. En het is de helft goedkoper.
De boot is nauwelijks gevuld. De weinige medepassagiers nestelen zich ergens en gaan …..slapen. Alleen wij lopen als opgewonden tieners heen en weer van stuur- naar bakboord om naar het water, de eilandjes en door ons fotocameraatje te turen.
De boot heeft niet alleen stoelen en loungebanken, maar bevat ook compartimenten waar tatamimatten liggen. Daar kunnen mensen lekker liggen, en veel reizigers maakten daar ook gebruik van. Ook is er een ruimte vol speelapparaten, maar dat is meer voor het pubervolk. Wil je echt helemaal relaxen, dan kun je op voor 800 yen je los laten trillen op een trilplaat en een massagestoel.
Inmiddels zijn we uitgerend, na tien eilandjes weten we het wel, en de zee tussen Honshu, Kyushu en Shikoku, de “Seto Inland Sea” bevat er nogal wat. Onze maag knort, uiteraard is er ook een eetgelegenheid,en we bestellen wat te eten. Tempura-Udon voor Karin en Oden voor Carla.
Rond tweeen komen we aan in de haven van Matsuyama. Er staat een luxe limousine bus op ons te wachten. Maar die nemen we niet, het duurt nog een minuut of 50 voordat hij vertrekt. Karin is trouwens op de centen, vertrouwt limousine bussen niet – “zijn vaak duur, hoor” – en heeft een hekel aan wachten. En waarom zou je makkelijk doen als het moeilijk kan?
Een lijnbusje kom aanrijden. De chauffeur wijst nog naar de limousine bus, maar nee, eenmaal nee blijft nee. We stappen in het busje die ons twee haltes verder naar een treinstation brengt. Daar pakken we op goed geluk een boemeltje,tot grote schrik van de perronbeheerder, die nog maar net op tijd kaartjes voor ons uit de machine kon trekken. Hij kon ons nog naroepen op welk station we moesten overstappen. Nou ja, om een lang verhaal kort te maken. Het heeft evenveel tijd gekost en was even duur. Het was alleen avontuurlijker.
Aangekomen op het station, dat bij benadering bij het Guesthouse lag, begon de volgende speurtocht. Waar lag het guest house? Japanse plaatsen kennen niet echt straatnamen, dus even vragen naar Matsuyame Guest House op Coolsingel 112 zit er niet bij. Maar dat begrijpen Japanners zelf ook wel. Dus toen we bij een pompstation het personeel de weg vroegen, gingen ze uitgebreid telefoongidsen en internet erop naslaan. Uiteindelijk wezen ze ons de richting waar we bij benadering, ongeveer, daarzo eventueel het guest house zouden kunnen vinden. En dat klopte als een bus.
Hadden we al verteld dat het bloedjeheet is in Japan? Vast wel. Voor de alle zekerheid, het is vochtig heet, en tot op het bot bezweet komen we bij het guesthouse aan. Die begint trouwens pas op de eerste verdieping. Maar de dames van de winkel op de begane grond staan al met de kamersleutels klaar als ze ons zien aan komen.
Het is even passen en meten, om als twee rubensdames met bagage het appartementje in te komen. Maar als je het eenmaal door hebt is het een fluitje van een cent. Even organiseren, douchen en weer op pad. Het is al bij vijven, en na een kleine wandeling de straat uit staan we voor Okaido. Een van de grootste overdekte winkelstraten van Shikoku. We shoppen niet maar kijken wat rond. Winkels, restaurants, speelcentra; er is van alles. Een winkel valt op door zijn naam: “Aandeel”. Hoe verzint een Japanner dat?
Het avondeten smaakt goed, het appetizertje bij het bier is een mixje van zeewier en piepkleine wittige taugeetjes, kleiner nog, die bij nadere bestudering visjes blijken te zijn. Het hoofdgerecht: sashimi met rijst (met een rauw ei door de saus geklutst), gaat er goed in.